De kwaliteit van leven kan aanzienlijk achteruit gaan wanneer mensen te maken krijgen met chronische klachten en om moeten gaan met de beperkingen die deze opleveren. De mens is van nature geneigd om ongemakken te vermijden en op zoek te gaan naar wat prettig of vertrouwd voelt.
Het vermijden of opvangen van pijn uit zich in het opbouwen van lokale spierspanning, het gebruik van medicatie en door het vinden en ondergaan van de ‘juiste’ pijnbehandeling. Ongemakkelijke gevoelens of emoties worden over het algemeen op dezelfde manier uit de weg gegaan en ook daarbij treedt spierspanning op. Door de hoeveelheid aan medicatie die beschikbaar is en het aantal behandelaars dat voor allerlei klachten te raadplegen is, is het duidelijk dat we pijn en ongemak geen onderdeel van ons leven willen laten zijn. Maar wat als de pijn blijft voortbestaan?
Onze biologie
Dat we ongemak en pijn zoveel mogelijk vermijden, is voor een belangrijk deel biologisch te verklaren. Pijn en ongemak maken ons kwetsbaar en voelen aan als gevaar, waardoor we in overlevingsreacties schieten die we kunnen onderscheiden in drie impulsen: vechten, vluchten of verstarren. Dit overlevingssysteem wordt in werking gesteld zodra er sprake is van levensgevaar en wordt in feite geactiveerd door angst. Voor 90 tot 95 % worden onze gedragingen aangestuurd door onbewuste processen, die deels tot stand zijn gekomen vanuit onze leergeschiedenis en deels bepaald worden door onze reflexen en automatische patronen. Dit hebben we gemeen met alle dieren. Wat ons van dieren onderscheidt is dat dat we er een betekenis aan geven doordat onze frontale cortex op dat punt zeer ontwikkeld is. Met dieren hebben we wel gemeen dat onze leergeschiedenis mede een combinatie is van klassieke en operante conditioneringen.
Taal en betekenis
Wat mensen wel onderscheidt van dieren zijn de cognitieve vermogens die we van jongs af aan ontwikkelen, zoals taal, logica en het leggen van verbanden zónder dat we deze direct hoeven te ervaren. In de psychologie wordt dit relational framing genoemd en dat leidt er in de praktijk toe dat mensen betekenis (oordelen) geven aan (nieuwe) situaties. Deze betekenissen, vaak te herkennen als bepaalde gedachten of ideeën over een situatie, zijn niet perse ‘waar’, wat wil zeggen dat ze inwisselbaar zijn voor andere ideeën of gedachten. Ondanks dat gegeven zijn wij geneigd om onze gedachten als de realiteit te beschouwen, een proces dat bekend staat als cognitieve fusie. Een voorbeeld hiervan is regelgeleid gedrag: mensen blijven aangeleerde of opgelegde regels volgen, ondanks dat deze in de situatie niet meer functioneel of effectief zijn. Iemand met een burn-out kan bijvoorbeeld te lang hebben gefunctioneerd vanuit het idee ‘Ik moet presteren’ en zichzelf daarmee over de kop hebben gewerkt. In dat geval is de persoon gefuseerd met zijn gedachte.
Context van pijn
Dit is van belang in de behandeling van chronische pijn, omdat de biologie van de mens, die gericht is op overleven, en de cognitieve capaciteiten, die leiden tot betekenisgeving waarmee we geneigd zijn te fuseren, belangrijke factoren zijn die deze klachten in stand houden. Je zou het zo kunnen zien dat lichamelijke symptomen, zoals pijn, omkleed worden met een jas van cognities. Deze cognities variëren van angst voor bedreigende ziektes of aandoeningen tot ervaringen van verlies, verminderde eigenwaarde, gevoelens van schuld of onrechtvaardigheid.
De klacht staat al snel niet meer op zichzelf, maar krijgt een biologische, psychologische en sociale context. Het alleen behandelen van de klacht is dan al te laat, omdat het lichaam de signalen heeft vertaald naar de nieuwe context die er omheen is ontstaan. Behandeling heeft zich op dit niveau te richten op het herkennen van blokkerende cognities ten aanzien van de klachten en het in beeld brengen van de verschillende factoren, zoals inadequaat gedrag (zoals vermijding), stressoren en coping, met als doel het doorbreken van de ontregeling en het terug krijgen van eigen regie ten aanzien van herstel en handelen.
Kijk op herstel
In 2008 is het paradigma ten aanzien van klachten en herstel veranderd in de medische wereld. Meer dan 30.000 onderzoeken zijn naast elkaar gelegd en wereldwijd is de conclusie gekomen dat 82% van de (acuut behandelde) klachten na ziekte of ongeval vanzelf herstelt binnen 2 a 3 maanden. Daar hoeft geen behandelaar aan te pas te komen. Zodra het herstel aanzienlijk langer duurt is er sprake van een ontregeling die onder andere samenhangt met het opbouwen van spierspanning en verminderde slaap als gevolg van de bio-psycho-sociale context die ontstaan is rondom de klachten. Pijnmedicatie (opiaten) verdooft het brein, maar heeft geen effectieve bijdrage aan het doorbreken van de ontregeling, waardoor er een permanente afhankelijkheid kan ontstaan, aangezien het wel het symptoom (de pijn) oplost.
Van mono- naar multidisciplinair
Ondanks deze kennis zijn veel ziekenhuizen nog zo ingericht dat je als patiënt van de ene specialist naar de andere gaat, om organisch lijden uit te sluiten of de oorzaak van de klacht te vinden. Het doel hiervan is om de klachten zelf te stoppen het liefst door de oorzaak te bestrijden. Wanneer dreigt dat de klachten blijven aanhouden en het acute stadium voorbij is, dan is het vroegtijdig onderkennen en herkennen door artsen van de invloed van bio-psycho-sociale factoren die daarbij een rol spelen, adequaat en effectief. De arts zou dit in zijn anamnese vroegtijdig mee kunnen nemen aan de hand van daarvoor gevalideerde vragenlijsten.
Ook patiënten zullen hier vanaf het begin in mee genomen dienen te worden, zodat voorkomen wordt dat zij vanuit het niets de boodschap krijgen dat ze uitbehandeld zijn en de klachten vanaf nu multidisciplinair moeten worden aangepakt. Patiënten kunnen dat gaan beleven alsof het aanhouden van hun klachten hun eigen schuld is of dat het ‘tussen de oren zit’. Niet vreemd, want dit is van veel artsen ook de cognitie wanneer er geen duidelijke oorzaak gevonden wordt.
‘Gedoe’ in de arts-patiënt-relatie
Zodra het oordeel van de arts over het gedrag van de patiënt een rol gaat spelen, terwijl de arts eigenlijk bezig was met een oordeel vormen over de fysieke toestand van de patiënt, ontstaat er gedoe. Patiënten voelen zich niet gezien, niet gehoord en niet serieus genomen. Dit ‘gedoe’ zal veelal een luxerende werking hebben, waarmee de ervaren klachten kunnen verergeren mede vanuit de negatieve context die op dit punt vaak al is ontstaan.
Onverklaarde klachten verklaard?
De multidisciplinaire behandeling van klachten is dus zeer effectief bij klachten die langer dan drie maanden aanhouden, zoals SOLK (Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten). Klachten worden benaderd vanuit het idee dat verschillende factoren in de loop van het hebben van klachten onvermijdelijk een rol gaan spelen in het leven van een mens die langer dan drie maanden problemen ervaart. Zoals het ontstaan van catastroferende cognities, angst en bijbehorende reacties, verminderde kwaliteit van slaap en het dus verminderde herstel. Een mono-disciplinaire behandeling is een mooi begin, zolang de specialist een multifactoriële mindset heeft en de patiënt daardoor als gelijkwaardige wordt meegenomen, ten aanzien van eigen keuzes en gedrag, ondanks het verschil in medische kennis. De term SOLK is daarmee een ouderwetse term, omdat ontregelingsklachten wel degelijk te verklaren zijn, op verschillende niveaus.
Kim Rooijackers, psycholoog, 2016.