Waanzin in de lunchroom

Geplaatst op 26 februari 2019

Onrustig gebarend zit de vrouw aan haar tafeltje bij het raam van de lunchroom. Ik vermoed dat zij rond de zestig is. Ze is klein van stuk en ze valt op met haar kleurige, patchwork jasje en rood fluwelen rok. Zo nu en dan praat ze tegen de stoel tegenover haar, waar niemand zit. Iemand waarmee ze het niet kan vinden, dat zie je. Haar ogen staan kwaad en haar handen gebaren heftig en soms dreigend. Zo af en toe, met een korte snelle knik van haar hoofd, bijt zij haar imaginaire tafelgenoot wat toe. En soms nog eens en nog eens, maar steeds zonder bevredigende reactie.

Ze spreekt in het Engels, maar ze is niet Engels. Toch is haar beheersing van deze taal vloeiend. Haar accent verraadt iets mediterraans, maar thuisbrengen kan ik het niet.

Plotseling staat ze met een wilde ruk op uit haar stoel. Haar tas valt op de grond en met een kwade blik grijpt ze ‘m van de grond en smakt ‘m op de stoel naast haar. Druk in zichzelf pratend en druk gebarend loopt ze naar de bar. Daar richt ze zich op de jongen in de bediening en wijst naar haar tafeltje bij het raam. Vanuit mijn stoel bekeken kan ik duidelijk zien, dat deze zitplaats haar niet bevalt. Ook lijkt haar iets in de bediening zelf niet te bevallen, want opeens steekt ze haar opgeheven waarschuwende wijsvinger naar de jongen op en roept duidelijk verstaanbaar: ‘I have never been treated so badly…’! De jongen probeert haar wat te kalmeren maar geeft het al snel, schouderophalend, op en hervat zijn bedieningsrondje door de lunchroom. 

De vrouw neemt plaats aan een grote leestafel midden in de zaak en kennelijk is haar imaginaire tafelgenoot mee verhuisd want al snel gaat het opgewonden gesprek vanuit de vrouw voort. Ze worden het niet eens, dat is duidelijk. Steeds meer en meer ergert ze zich aan de tegenvallende reacties van haar ingebeelde opponent. Ook als het door haar bestelde broodje wordt gebracht, laat ze het geruzie daardoor niet onderbreken. Plotseling staat ze met een ruk op uit haar stoel en loopt ze naar de andere kant van de tafel waar haar tas staat. Uit haar tas diept ze een pen en een notitieboekje op en loopt daarmee terug naar haar stoel. Na eerst wat eerdere notities doorgenomen te hebben, begint ze nu nieuwe notities te maken. Onderwijl houdt ze haar tafelgenoot strak in de gaten. Vanonder haar oogleden blijft ze contact met hem maken en af en toe bijt ze hem wat toe. Op de een of andere manier heb ik het gevoel dat het een man moet zijn waar ze zo heftig mee in gesprek is. Het is van een geagiteerdheid zoals die tussen twee echtgenoten kan zijn. Een tikje venijnig, soms bijtend, heel veel woorden, heel veel emotie, maar nooit begrijpen ze elkaar. Haar voortdurend aanwezige kwaadheid wordt vooral gevoed door de niet passende reacties van de ingebeelde ander.

Ik krijg een beetje met haar te doen. Deze kleine, verbeten vrouw, vastzittend in haar waan en zo eenzaam. Zo weg van het normale contact en zo opgesloten in zichzelf. Ik voel een neiging om haar aan te spreken en haar te laten weten dat er mensen zijn die wel belangstelling voor haar hebben. Die door de waanzin heen kunnen kijken en haar kwetsbaarheid weten te hanteren. Op datzelfde moment besluit ze op te stappen. Bij het aantrekken van haar jas en terwijl ze een goudkleurig mutsje opzet, krijgen we oogcontact. Ik knik haar toe en voor het eerst verschijnt er een glimlach op haar gezicht en komt ze naar mijn tafeltje. In haar mediterrane Engels zegt ze me dat ze straks een optreden zal hebben en dat ze zojuist een repetitie heeft gehad. Haar optreden zal met lichtbeelden zijn, terwijl zij verhalen zal vertellen. Nergens meer is haar kwaadheid van daarnet te bespeuren, maar ze lijkt nog altijd van een andere wereld te komen. Ik wens haar een mooie voorstelling toe en blij geeft ze me een hand. Dan loopt ze de lunchroom uit en bij de deur draait ze zich nog eenmaal om, om naar me te zwaaien.

Erik Schuurman

deel dit artikel